Twee mannen schuilen voor de regen in een boswachtershuisje. Zijn ze boswachters? Ze wachten in een Ardens bos, dus technisch gezien wel. Maar ze weten niet goed waarop. Ze kijken hoe de wind met de sparren speelt onder een asgrijze hemel.
a Ik wil hier weg. Zitten. Thuis.
b In thuis zit huis.
a En in huis zit een kat.
b (verbaasd) Bij mij niet.
a Misschien wel.
b Maar ik heb geen kat.
a Een kat kan je niet hebben vind ik. Een ziekte wel.
b Kan je hebben.
a Alzheimer. Dan raak je alles kwijt.
b Maar de ziekte blijf je hebben.
a Die blijf je hebben.
zeverzin 